Pinar del Río

Provincie Pinar del Río
Oppervlakte: 8.884 km²
Aantal inwoners: 590.000 (2011)
Inwoners per km²: 67
Hoofdstad: Pinar del Río.
Bijzonderheden: Ruim 70% van de oppervlakte van deze provincie staat in dienst van de tabaksindustrie, waarin bijna 70% van de bevolking een bestaan vindt. Veel grotten en mogotes.
Bergketens: Sierra de los Organos en de Sierra del Rosario. Viñales-vallei.
Belangrijkste nationaal park: Península de Guanahacabibes.
Veel namen in de provincie herinneren aan de oorspronkelijke bewoners: de Guanahatabey-indianen, behorend tot het volk van de Arowakken. Ze leefden er, voor de Spaanse inmenging, al meer dan 4000 jaar en staan bekend als zeer primitief. Ze werden, toen de Spaanse troepen tot dit gebied doordrongen, als nutteloos afgedaan en, nét als hun volksgenoten: de Ciboney en Taíno, systematisch uitgeroeid. Een tijdlang zijn de grotten en de berggebieden in de provincie het toevluchtsoord geweest van deze door de Spaanse troepen opgejaagde indianen.

 

Península de Guanahacabibes

In het uiterste westen van de provincie bevindt zich het schiereiland Península de Guanahacabibes. Een tamelijk onherbergzaam gebied, dat nog nauwelijks door toeristen wordt bezocht. De natuurliefhebber heeft dan echter iets gemist. Het is het grootste nationale park van Cuba en door UNESCO uitgeroepen tot biosfeer reservaat. Het gebied bevat uitgestrekte bossen, meren, moerassen en grotten. Er leeft veel wild, waaronder het inheemse Cubaanse hert en wilde zwijnen. Het gebied is niet alleen een standplaats voor watervogels, maar ook een geliefde rustplaats voor trekvogels. Niet te vergeten: muggen!
Als u Cabo de San Antonio bereikt heeft kunt u écht niet verder, u bevindt zich bij de vuurtoren die de meest westelijke punt van Cuba markeert. De zuidzijde van het schiereiland is bijzonder in trek bij de liefhebbers van de duiksport. Vanuit duikerscentrum Villa Maria la Gorda aan de Bahía de Corrientes worden tochten ondernomen naar de in de nabijheid gelegen koraalriffen en scheepswrakken.
Het district Vuelta Abajo, tussen Pinar del Río en het bovengenoemde schiereiland, wordt alom erkend als de plaats waar de beste tabaksbladeren ter wereld worden gekweekt. De provincie levert per jaar ongeveer 30.000 ton tabak die tot de beste ter wereld gerekend mag worden.
Even buiten het plaatsje San Juan y Martínez ligt de kleine, maar zonder twijfel beroemdste tabaksplantenkwekerij ter wereld: de Hoyo de Monterry. De plantage werd opgezet in 1867 en levert uitsluitend sigaren van het eigen merk. De grondstoffen voor de wereldberoemde sigarenmerken Cohiba en Montecristo komen eveneens uit deze omgeving.

Noordelijk van Pinar del Río ligt de wondermooie Viñalesvallei, misschien wel het mooiste stukje Cuba, in 1999 door de UNESCO aangewezen als werelderfgoed. Hier komen de Sierra de los Organos en de Sierra del Rosario bij elkaar. Het landschap ligt vol met mogotes. De bovenkant hiervan vormde vroeger het aardoppervlak, waaronder zich, door regenval en de erosie van de kalksteen, een geweldig groot grotten- en gangenstelsel ontwikkelde. In de loop der eeuwen stortten deze in, als gevolg waarvan het huidige spectaculaire landschap ontstond. Het gebergte is zonder twijfel het oudste van Cuba en vindt zijn oorsprong in het Jura tijdperk, zo’n 150 miljoen jaar geleden. Door verdergaande erosie ontstond het huidige landschap: steile platte heuvels en vele grotten, onderaardse gewelven en rivieren.

Cuba’s nationale vogel de Tocororo

In de bossen van Viñales leeft de Cubaanse trogon (priotelus temnurus). Dit is de nationale vogel van Cuba. De bontgekleurde vogel is niet schuw en laat zich graag bekijken. Onder meer in de bomen rond de diverse grotten in het gebied. Zijn Cubaanse naam, Tocororo, is afgeleid van het geluid dat het dier maakt. De kleuren van het dier: blauw, wit en rood, vormden de basis voor de Cubaanse vlag. Je kunt hem hier overal tegen komen. De diverse gidsen kennen hem goed, vraag ernaar als het niet lukt.

Het dorp Viñales is Cuba’s belangrijkste centrum van de tabaksteelt. In het dal, het woord houdt het al een beetje in, werd oorspronkelijk wijn geproduceerd. Het lijkt altijd groen en de koningspalmen lijken als luciferhoutjes in de bodem geprikt te zijn. Het gehele dal is agrarisch gebied, met bohíos: kleine boerenwoningen met daken van palmbladeren en met honderden drooghutten voor tabaksbladeren: casas de tabaco.

 

Viñales

De meest bekende mogote is de even buiten Viñales gelegen  Mogote de Dos Hermanas (mogote van de twee zusters). Onder leiding van Leovigildo González werd de recht opgaande wand van de mogote door mensen uit de streek beschilderd met voorstellingen die de evolutie weergeven.

Van links naar rechts ziet u de slak, dinosaurus, megalon (uitgestorven inheems knaagdier) en oermens. In 1959 werd aan het karwei begonnen en men klaarde het in 1966. De wand, die permanente restauratie behoeft, is ongeveer 180 meter lang en 120 meter hoog. Het kunstwerk wordt Mural de la Prehistoria genoemd. De schilderingen werden vervaardigd in opdracht van Fidel Castro die daarmee de opkomst van het socialisme uit de oertijden wilde symboliseren. Het idee kwam van Fidel’s partner en medestrijdster Celia Sánchez Manduley. Of het een kunstwerk in de ware betekenis van het woord is, valt te betwijfelen, kleurrijk en spectaculair zijn waarschijnlijk betere benamingen.
In de onmiddellijke omgeving bevindt zich de ‘Cueva de Viñales’, ook wel de ‘Cueva de José Miguel’ of kortweg ‘Las Cuevas cabaret’ genoemd. Het is een in de druipsteengrotten gevestigde discotheek, die alleen ‘s avonds geopend is (vooropgesteld dat er elektriciteit is). Nóg een klein stukje verder bevindt zich de ‘Cueva del Indio’, zo genoemd omdat er stoffelijke resten van indianen werden aangetroffen.

 

‘Cueva del Indio’

Het gedeelte van het gangenstelsel dat te bezoeken is, is ruim 1,5, kilometer lang, waarvan een gedeelte met een bootje kan worden afgelegd. De grot heeft vele jaren dienst gedaan als schuilplaats voor opgejaagde indianen, later voor gevluchte slaven. Bij de uitgang bevindt zich (nét als in Nederland en België) een restaurant. Nog een paar kilometer verder bevindt zich een kuuroord: de Rancho San Vincente, bij Cubanen zeer geliefd vanwege de zwavelhoudende en warmwaterbronnen.
We verlaten de provincie Pinar del Río niet zonder een bezoek gebracht te hebben aan Soroa, nabij Candelaria. Voordat u de uitgestrekte orchideeëntuin en -kwekerij in deze plaats bereikt, stopt u natuurlijk even bij El Salto Cascades (Salto de Soroa), ook wel Arco Iris (regenboog) genoemd. De waterval stort zich in een 40 meter dieper gelegen bassin, waarin men kan zwemmen. Bezoek de waterval in de ochtend, als de zon erop schijnt en u begrijpt de bijnaam. Voor mensen die minder goed ter been zijn en voor rolstoelgebruikers is deze attractie niet aan te bevelen vanwege de vele treden die beklommen moeten worden.

 

Salto de Soroa

Dat geldt onverkort voor de schitterend aangelegde orquidiario, een orchideeëntuin met meer dan 700 verschillende soorten orchideeën, waarvan er ruim 200 inheems zijn. Er groeien ook andere planten en bloemen en misschien is de ‘kanonskogelboom’ wel de vreemdste boom die u in uw leven zag. Het orchidarium wordt beheerd door de universiteit van Pinar del Río, het werd in 1943 aangelegd in opdracht van Tomás Felipe Camácio, die er al zijn geld en energie in stak om het verlies van zijn vrouw en dochter, die omkwamen tijdens een verkeersongeval, te kunnen verwerken.

Het orchidarium

Mirador de Venus

Uitblazen doet u in het Castillo de los Nubes (kasteel in de wolken) of in het vakantieoord Villa Soroa. Vergeet niet om het op 500 meter hoogte gelegen uitzichtpunt Mirador de Venus te bezoeken.

De stad Pinar del Río

Pinar del Río is een aardige plaats om te bezoeken. Gemakkelijk en snel bereikbaar doordat de autopista tot aan deze stad vier- tot zesbaans is. Het is een provinciestad zoals men zich een provinciestad voorstelt. Een beetje slaperig, straten die niet altijd even fraai zijn aangelegd, een beetje vervallen en een beetje verveloos zoals veel Cubaanse plaatsen. Langs de hoofdstraat de nodige vergane glorie, een beetje stoffig.
De stad werd in 1571 gesticht als Nueva Filipina. Pas nadat de omgeving van de stad was ontdekt als buitengewoon goede plaats voor tabaksteelt, kreeg het in 1774 zijn huidige naam. Deze is te danken aan de geweldige pijnboomwouden die langs de rivier Guanamá groeiden die thans de stad doorsnijdt. Veel van hetgeen de provincie oplevert, wordt hier verwerkt. U kunt er een sigarenfabriek bezoeken (Francisco Donatien) of een rumstokerij (Casa Garay).

Francisco Donatien

Casa Garay

Maar ook de musea die de stad herbergt zijn een bezoek zeker waard. Te denken valt aan het Museo Provincial de Historia dat een beeld geeft van de provincie door de eeuwen heen. Het Museo de Ciencias Naturales, dateert uit 1909 en het werd als Palacio Guasch in opdracht van een arts gebouwd. Alleen al voor het uiterlijk van het gebouw mag u het niet overslaan. De architect verwerkte er ongeveer alle bouwstijlen in die te bedenken zijn, van Egyptisch tot jugendstil. Vreemd genoeg werd het tóch een min of meer harmonieus geheel. Het herbergt een verzameling natuurhistorische voorwerpen en u kunt er, behalve dinosaurussen en de afdrukken die ze achterlieten, de afbeelding van een enorm, reeds lang uitgestorven inheems knaagdier bewonderen: de megalon.

Museo Provincial de Historia

Museo de Ciencias Naturales

Als u meer wilt weten over de tabaksteelt en tabaksverwerking dan is een bezoek aan het Museo de Tabaco een uitstekende keus. Het is gevestigd in de voormalige gevangenis van Pinar del Río.Het leven en werken van de als een held vereerde minister van Onderwijs tijdens het Machadobewind, worden belicht in het Museo Antonio Guiteras Holmes. Holmes had voor zijn tijd te vooruitstrevende ideeën en werd door de troepen van dictator Machado vermoord. U krijgt meteen een goed beeld over de periode Machado/Batista, Cuba’s laatste, door de VS gesteunde, dictators. Een andere inwoner van de stad kreeg eveneens een museum, althans een plaatsje erin.

Museo Antonio Guiteras Holmes

Fábrica de Bebidas Guayabita

In het Museo Histórico de la Ciudad is ruimte gemaakt voor de persoonlijke bezittingen van de man die de chachacha creëerde: Enrique Jorrín, componist, violist en directeur van een Cubaans dansorkest.
Breng ten slotte een bezoek aan de uit 1892 daterende brandy stokerij Fábrica de Bebidas Guayabita, ook bekend als Casa Garay. Als u met eigen vervoer bent is het overigens beter dit bezoek achterwege te laten, de vele lekkere drankjes die u kunt proeven zijn weliswaar een streling voor de tong maar beïnvloeden uw rijvaardigheid in belangrijke mate.

Cuevas de Los Portales

Op de grens van de Sierra del Rosario en de Sierra de Los Organos ligt het voormalige hoofdkwartier van Che Guevara tijdens de raketcrisis in 1962, internationaal ook bekend als de ‘Cubacrisis’. Op Cuba noemt men deze periode ‘oktober-crisis’. Cuba had de Sovjet Unie toestemming gegeven tot de plaatsing van raketten op Cubaans grondgebied.
Na de invasie in de Varkensbaai wilde Castro een duidelijke waarschuwing naar de VS laten uitgaan. Ze waren dan ook op Amerikaans grondgebied gericht, om, in voorkomende gevallen, een eventuele aanval afdoende te kunnen beantwoorden. De Sovjet-Unie kreeg hiermee vaste voet aan de grond in Centraal-Amerika. Dat was niet naar de zin van de VS die zich rechtstreeks bedreigd voelden.
De spanning in de gehele wereld liep hoog op en uiteindelijk haalde de Sovjet-Unie onder druk van de internationale samenleving de raketten weg. Zeer tot ongenoegen van Castro, die zelfs geen stem in het kapittel heeft gehad. Het Cubaanse leger was door de opgelopen spanningen in opperste staat van paraatheid en op tal van plaatsen maakte men zich op om de Amerikanen te kunnen bestrijden als het tot een invasie zou komen.
Che Guevara, een guerrillastrijder van huis uit, minister van Industrie en directeur van de Cubaanse Nationale Bank, maar vooral meester in het voeren van guerrillaoorlogen, nam, met zijn staf, zijn intrek in de grotten nabij Palma. Het voormalige hoofdkwartier is te bezichtigen en voor sommige Zuid-Amerikanen (Guevara was een geboren Argentijn en stierf uiteindelijk in Bolivia) is het een soort bedevaartplaats geworden.

Jammer, want de Cuevas de Los Portales zijn in de eerste plaats prachtige brokken natuurschoon, gelegen in een schitterende omgeving. Dat hier een commandante, zonder twijfel van grote betekenis voor het verloop van de Cubaanse geschiedenis, ooit zijn tenten opsloeg, zou eigenlijk bijzaak moeten zijn.
In 1948 liet José Manuel Cortina (kijk bij: ‘Parque Nacional La Güira’) er enkele terrassen aanleggen. Als u naar het noorden reist komt u aan de kust bij Puerto Esperanza, een oud vissersdorpje. We noemen het hier omdat u vanuit deze plaats de veerboot kunt nemen naar het van fraaie stranden voorziene eiland Cayo Levisa. De naam herinnert aan de oercultuur van de oorspronkelijke bewoners. Een paar dagen uitrusten op dit eilandje is een plezier van de eerste orde, vooral als u van kreeft houdt.
Als u verder reist in de richting van Havana via de autopista, passeert u San Diego de Los Baños, een kuuroord met geneeskrachtige bronnen.

Parque Nacional la Güira

Een vijftal kilometers buiten San Diego de Los Baños ligt het schitterende La Güira park. Het staat ook bekend als het Cortina park, genoemd naar de opdrachtgever tot aanleg ervan. Voorlopig zal men het er nog moeten hebben van het natuurschoon, want alles wat ooit tot de eigendommen van José Manuel Cortina behoorde is na de revolutie door omwonende boeren vernietigd.

Cortina was een schatrijke advocaat, een bekend senator en, naar men zegt, buitengewoon corrupt. Het totale terrein dat hij aankocht was ruim 22.000 hectare groot. Na aankoop besteedde hij meer dan 10.000 hectare om er een prachtig huis op te bouwen, met fraaie tuinen, waarin vele beeldengroepen een plaats vonden. Hij legde het geheel aan in Japans/Chinese stijl. Zelfs een gigantische karpervijver ontbrak niet, zo groot dat er roeiboten gebruikt werden om te gaan vissen. De bomen die er geplant werden zijn veelal van oriëntaalse afkomst. Daaronder bevindt zich o.a. een Almácico-boom, bij de Cubanen bekend als ‘toeristenboom’. De bijnaam is ontleend aan de rode bast, waar voortdurend vellen aan hangen. De boom lijkt op een blanke toerist die te lang in de zon gelegen heeft.

De banken in het park lijken gemaakt van natuurlijke materialen met bedrieglijk echte houten leuningen, evenals de bruggen. Het is beton! De aanleg van het geheel nam een tiental jaren in beslag en werd omstreeks 1935 voltooid.
In 1960, als uitvloeisel van de revolutie werden het huis, de bijgebouwen en zelfs de verlichtingsornamenten door brooddronken boeren uit de omgeving vernietigd. Enkele beelden overleefden de slag. Een Canadese projectontwikkelaar werkt eraan om het park weer in zijn oude luister te herstellen, maar het zal nog jaren duren voordat het zover is.
Een plek om te bezoeken. Voor vogelliefhebbers een lustoord, vooral in de (vroege) ochtend! Er worden vogelexcursies vanuit omliggende plaatsen aangeboden.

Balneario San Diego de Los Baños

Ergens in de 17e eeuw werd een grootgrondbezitter in het westen van Cuba, een zekere Diego, ernstig ziek. Zijn huid vertoonde allerlei soorten uitslag en de man had verschrikkelijke jeuk. Hij krabde zich tot zijn huid één grote bloedende wond was, het hielp niet. Hij gebruikte allerlei middeltjes die de geneesheren hem voorschreven, hij had er geen baat bij. Hij ging zelfs zo ver om de medicijnmannen van de indianen te raadplegen, hun inspanningen hadden geen enkel succes.
Op zekere dag ontvluchtte hij zijn huis, hij kon het niet meer uithouden. Zelfs de bedienden ontliepen hem en in zijn hart kon hij het ze niet kwalijk nemen.
Ergens door zijn landerijen stroomde een riviertje en hij besloot daar te gaan wonen. Hij bouwde een hut en nam er zijn intrek. Zo zonderde hij zich af van zijn familie, zijn vrienden en zijn bedienden. Hij had het voor het eerst sinds jaren weer naar zijn zin, want dankzij zijn afzondering werd hij niet meer door iedereen aangestaard en werd hij, achter zijn rug, niet meer nagewezen. Hij had nu alles wat zijn hart begeerde: hij zorgde een beetje voor zichzelf, men bracht hem regelmatig wat vanuit het grote huis, hij dronk uit de rivier en baadde erin. Dat kon gemakkelijk, want het water in de rivier was op sommige plekken bijna warm.

Op een dag realiseerde hij zich dat hij op minder plekken jeuk had als voorheen en na een poosje kon hij zelfs vaststellen dat zijn huid er niet meer zo vurig uitzag. Binnen enkele maanden was hij genezen. Het enige wat hij anders gedaan had dan voorheen, was baden in en drinken uit de rivier. Toen hij zich weer goed genoeg voelde, keerde hij naar huis terug. Iedereen was stomverbaasd over zijn genezing.
Diego zadelde zijn paard en ging op zoek naar mensen die, net als hij indertijd, een huidziekte hadden. Hij hoefde niet lang te zoeken. Om zekerheid te krijgen omtrent zijn theorie liet hij de mensen in de hut wonen die hij bij de rivier gebouwd had en zei hun dagelijks in de rivier te baden. Zijn verwachtingen kwamen uit, de mensen genazen van hun huidziekten. Bij de rivier bouwde hij een nederzetting en iedereen die aan een huidziekte leed kon daar verblijven, net zo lang tot de ziekte genezen was.
Na zijn dood werd de nederzetting door de familie van Diego verder uitgebouwd. Iedereen die aan een huidziekte leed was er welkom. Diego ging de geschiedenis in als een weldoener van de mensheid en, naar oude gewoonten, werd hij als een heilige vereerd. Hij werd dus San Diego de Los Baños, de heilige Diego van de baden.
Toen de wetenschap verder gevorderd was en men de plaats aan een nader onderzoek onderwierp, ontdekte men een drietal bronnen. De watertemperatuur lag zo rond de 40° Celsius en in het water trof men onder andere sporen aan van sulfer, kalk en magnesium. Samen met nog andere mineralen zorgden die voor de geneeskrachtige werking. In de loop van de 19e eeuw, meer dan honderd jaar geleden, werd op de plaats van de nederzetting een ziekenhuisje gesticht en steeds meer mensen vonden de weg naar de geneeskrachtige bronnen van San Diego. In 1954 werd op de plaats waar Diego ooit zijn baden nam, de kliniek gebouwd zoals die er nog steeds staat en waar jaarlijks honderden patiënten baat vinden bij de heilzame werking van het water. Ook botaandoeningen worden er met succes behandeld. Inmiddels is er een staf van medische specialisten aan de kliniek verbonden. De nederzetting is in de loop van de jaren uitgegroeid tot een stadje dat de naam kreeg, hoe kan het anders: San Diego de Los Baños.

Palenque del Cimarron

Het hercreëert een van de nomadische woningen opgericht door de weggelopen slaven (marrons) die verscholen waren in de grotten van het gebied. De ingang van het restaurant bevindt zich in een smalle grot (Cueva de San Miguel) dat gaat via een mogote, en het is ongeveer 270 meter lang. Het restaurant zelf is samengesteld door verschillende kimbos / (rustieke b & b) versierd met de kleuren die de verschillende Orichas (Afrocuban godheid van Yoruba religie vertegenwoordigen). Het restaurant is alleen gedurende de dag voor de lunch geopend maar de bar is 24 uur per dag geopend.

terug inhoud